SARIMANOKS EMERGENTE DETECTIVE BUREAU

 

 

Da's lang geleê, da'k n'etectivebro runde. Alsje weet wel dâ's nou'n reisbro.

   Zolang allenig, dâ's slecht je taal. Hier's geen praat, nooit nie, allenigedachten. Alser alerges een ziel valtte delen.

   Allenig...

 

 

 

 

 SARIMANOKS EMERGENTE TOERISTEN BUREAU

 

Dâ's beter. Weetjewel, twas tentij van't volksoproer 'n India da'k kijk nou toch da's Huby Moontrap die mij zocht. Wildie op reis naar Cyberië toe, wassie bij mij aant juistadres. Dwaalt ergens in't rond hier, met andre zwervers, miljoeoeoenen, maar zien doen ze die niet, veels te weids zo hiero. 'Tis welswaar dâ'alles, pats, zo wegzijn kan, net als d'aarde 'n alle leef 'n één klap wegzijn kan doorn komeetslag. Boeoeoem. Maar zo denkje dan niet tlang an, zo is't veels te leuk hiero. Nietsniemendal omtwillen. Geen gender of hoe 't heet, nooit nie ziek of kreup. Hiers ieder 'tzelfde, niet meer nie of min nie danne brein. Laat-ie fijn zijn al ziet niet allen dat zitten hier. Dat's zo waar Pacha omweg is, trokken naar vroegtijd. Da haddik al zegd toch? Alsje door tijd kruist raakt kronologie ook in de kluwe.

   Trouwns, Moontrap ze oorsuis isin Cyberië niet weg nie. Dâ haddie wel hoopt. Maar tinnitus istussen j' oren, woon in j' brein. 'k dacht dattie zo iets wel wist.

 

 

 

 

Nadat hij zich vrijwillig heeft laten behandelen heeft Huby Moontrap het gevoel dat hij in een soort limbo is terechtgekomen. Het is niet bepaald wat hij ervan verwacht had. Maar wellicht is het een kwestie van wennen. Het is tenslotte niet niks, zo'n transformatie van menselijk wezen naar louter geest. En het heeft wel wat, die telepathische contacten (al klinkt de Sarimanok wel wat vreemd; zijn eigen gedachten zijn hier van vreemde smetten vrij). Toch geeft het niet de verlossing waarop hij had gehoopt.

 

In Cyberië is het ook niet alles goud wat er blinkt. Sterker nog, er blinkt helemaal niets, het is hier pikdonker. Dat komt natuurlijk omdat ik onstoffelijk ben, onzichtbaar maar ook blind. Zonder oren maar mét tinnitus. Mijn kennis en gevoelens zijn als het ware tweedehands, ze zijn afkomstig van iemand anders' gewaarwordingen. Het maakt je heel empathisch maar je moet maar geloven dat het allemaal waar is wat ze beweren. Ik zou liever zélf willen vaststellen wat waar is en wat niet. Maar daarvoor moet ik worden ingeplant in zo'n androïde, geloof ik. Wil ik dat wel? En zijn al die verschillende meningen niet een soort inclusieve waarheid, de werkelijkheid verrijkt met wat ze vroeger ook wel het alternatief noemden?

...

Ik voel me net een van de buitenlingen waarover Pacha had geschreven. En het lijkt alsof de kluit met kleverige draden in mijn richting tast. Doet me denken aan interstellair spinrag*. Misschien kan ik me er beter aan overgeven, me laten opnemen in de Kluit. Dan ben ik nooit meer alleen, maar ook niet meer mijzelf.Wat is dit voor een wereld waarin elke sensatie zich tegen mij keert? Ik had mezelf nooit moeten toestaan deze ongewisse trip te maken. Verdriet en verlatenheid zijn beter dan dit onvermogen om mezelf te zijn. Als geest moet ik zo snel mogelijk een lichaam vinden. Zo'n cocon van grijze cellen is niet alleen een kerker maar biedt ook bescherming. Een leenlijf van de Kluit staat me tegen, om mijn leven te slijten in een lichaam dat ooit van iemand anders was heeft iets pervers. Dan ga ik liever voor een androïde.

 

Dat was gemakkelijker gedacht dan gedaan. Om ingeplant te worden in een androïde moest Huby eerst naar de Kluit. Daar waren installaties om te worden aangesloten op een robot, maar daar zou hij eerst voor in aanmerking moeten komen. Hoe ging hij dat aanpakken?

   Het antwoord op die vraag bleek verrassend simpel. Toen hij het zich eenmaal bewust werd kon hij zijn geest in elke richting dirigeren. Dat was een allemachtige geruststelling. Hij kon naar de Kluit gaan maar strikt genomen was dat niet eens nodig. In het pantser van een androïde zou hij lang niet zoveel bewegingsvrijheid hebben. Waartegen moest het hem eigenlijk beschermen? Het was allemaal niet nodig. Het enige wat hij moest doen was zijn eigen angsten overwinnen. Iets dat hij tijdens zijn stoffelijke bestaan veelvuldig anderen had verweten: onterecht bang zijn dat je iets vreselijks zal overkomen; angst voor het onbekende en 'onbekend maakt onbemind' zoals het cliché luidde. Met enige mildheid merkte hij hoe gemakkelijk je daarvan slachtoffer kon worden, wat hem tegelijkertijd zijn eigen angst deed vergeten, nou ja, beheersen.  

 

Waarom zou ik eigenlijk bang zijn dat iemand misbruik zou maken van mijn spookachtige aanwezigheid, behalve dan dat iemand anders mijn rondwarende geest best griezelig kan vinden? Angst is een wederzijds begrip, gebaseerd op wantrouwen. Als je uitlegt hoe het zit denken ze gelijk dat jij er beter van gaat worden. Want als je het allemaal zo goed weet dan zal je er ook wel belang bij hebben, kut intellectueel. Ze zijn als de dood dat er rottigheid wordt uitgehaald, dat hun gezapige bestaantje in de war geschopt wordt, de angsthazen.

   Bijna was ik er zelf ingetuind. 

 

Na verloop van tijd – bij wijze van spreken, want in Cyberië is er alleen nog tegelijkertijd, alsof alles met alles is verstrengeld – raakte Huby gewend aan zijn onstoffelijke hoedanigheid in dit nieuwe universum. Hij bemerkte dat hij zich moest overgeven aan een soort 0-dimensionale ruimte waarin vóór en ná even uitwisselbaar leken als onder en boven. Bovendien ontdekte hij hoe hij de stemmen, die aanvankelijk als een voortdurend fluisterend ruizen in zijn brein gonsden, zodanig kon reguleren dat hij ze afzonderlijk kon volgen en zelfs na enige oefening op responderen. De reacties waren best vermakelijk, vooral toen hij merkte dat sommige van de stemmen van hemzelf waren, uit een andere tijd, zogezegd. Verwarrend genoeg, maar gelukkig kon hij zich er ook helemaal voor afsluiten en ongestoord zijn temporele gedachtegang voortzetten ...

 

Pacha heeft met eigen ogen kunnen zien dat de toekomst niet dystopisch is. Dat heeft hij in zijn boek beschreven zonder te beseffen dat die heerlijke symbiose tussen gemeenschappen nu al bestaat. Als je maar op de juiste plaatsen kijkt. Tussen de superrijken, de financiële conglomeraten en de welgestelde consument van het rijke westen. Maar zij zijn wel de boot die drijft op een zee vol misleidde en uitgebuite drenkelingen. Om te zorgen dat ze het hoofd boven water kunnen houden krijgen die armzaligen een troostende reddingsboei toegeworpen in de vorm van god en oorlog. Degenen die bijtijds doorhebben dat ze belazerd worden, zijn de enigen die een kans maken om aan boord te komen. De rest wordt verzwolgen door het naamloze water. Hetzelfde water waarop de boot kan drijven.

 

... 

 

De communicatie verloopt hier telepathisch, er is alom uitwisseling van gedachten. Beetje griezelig maar je went aan al die shitgedachten. Toppunt van democratie.

 

... 

 

Langzaam maar zeker gaan onze breinen samenklonteren, geloof ik ...

 

 

Hoe lang Huby’s geest had rondgezweefd voordat het inzicht tot hem doordrong is onbekend, maar het besef sloeg in als een bliksemflits: van het ene op het andere moment zag hij de mogelijkheden helder voor zich. De onstoffelijken moesten, als een vonk, overspringen op iemand van vlees en bloed om zich op ouderwetse wijze onder de mensen te begeven. De zogenaamde slachtoffers, degenen in wie ze zich zouden nestelen, zouden hooguit denken dat ze plotseling een lumineus idee kregen. Misschien was hij zelf wel zojuist bezwangerd door een andere geest, het voelde niet verkeerd, zo’n moment van helder inzicht. Spirituele emergentie! 

 

Het klinkt allemaal nogal esoterisch maar het maakt wel duidelijk waarom we nooit tijdreizigers uit de toekomst zijn tegengekomen. Die bewandelen, bij wijze van spreken, immers hele andere paden dan de materiële. Ik kan het weten, ik ben nu een van hen. Eindelijk kan ik mijn gedachten opleggen aan elke willekeurige passant die vervolgens zal denken het zelf bedacht te hebben. Geheel in lijn met wat er altijd al gebeurt. Het enige wat zorgen baart is dat het lichaam sterft. Maar dat is ook niets nieuws. Heb ik nu een antwoord op de vraag wat er dan met de geest gebeurt? 

 

De paranormale communicatie tussen Huby Moontrap en Sarimanok wekten bij de laatste visioenen op die de vroegere detective beleefde als een hallucinerende droom. In Cyberië werd hij zich bewust van Moontraps gedachten die hem overhaalden om zijn ordinaire reisbureau te sluiten en een nieuwsagentschap te beginnen. Al ging het eigenlijk om oud nieuws: berichtgeving uit het verleden. Daarover is elders op deze site wel wat te vinden. Onder andere in het Kompas voor Onderweg, het archief van El Instituto.

   Moontrap kreeg steeds meer schik in zijn nieuwe staat van onstoffelijkheid. Nu zich geheel nieuwe mogelijkheden aandienden om historische kwesties te ontraadselen bedacht hij dat het hem altijd had bevreemd dat maatschappelijke transformaties vaak leken plaats te vinden rondom eeuwwisselingen. Waren dat daadwerkelijk scharnieren in de tijd of was het puur toeval? Kwam het door de bijzondere betekenis die veel mensen gaven aan het ‘fin de siècle’ of lag het aan geschiedkundigen om tijdperken te onderscheiden aan weerszijde van een centenniumovergang? Of was het soms een overblijfsel van het millennialistisch geloof in de eindtijd (einde van een eeuw) en het begin van een duizendjarig vrederijk?

   Millennialisten roeren zich vooral rond eeuwwisselingen. Ze geloven dat er grote maatschappelijke veranderingen zitten aan te komen en daarin hebben ze ook altijd gelijk. Al vinden rampen en revoluties evengoed op andere tijdstippen plaats en voltrekken sociale transformaties zich gewoonlijk over meerdere decennia.

   Het millennarisme rond 1700 werd vooral gepropageerd door de hugenoten, calvinisten die vanuit het door katholieke gedomineerde zuiden werden verdreven naar noordelijker streken in Europa. De overgang van de 17e naar de 18e eeuw was een markant scharnierpunt in het intellectuele en religieuze denken: het alchemistisch geëxperimenteer werd steeds meer overschaduwd door de systematiek van echte wetenschap en het protestantisme veroverde definitief haar plek naast het katholieke geloof. Daardoor geraakten de centrale dogma’s van dat katholieke geloof, ontleend aan Aristoteles’ hylemorfische gedachtegoed over de wezensvorm der dingen, naar de achtergrond en bijgevolg kreeg het atomisme steeds meer voet aan de grond. Niet in de laatste plaats onder invloed van de rationalistische filosofie van René Descartes. Sinds diens mechanistisch wereldbeeld heeft de gedachte dat alles valt te herleiden tot steeds kleinere lichaampjes definitief postgevat in onze cultuur.

 

Ik was altijd al geboeid geweest door de maatschappelijke turbulenties waarin een geestelijke transformatie plaatsvond die zou leiden tot zowel de deductieve methodiek als het verlichte denken. Dus toen ik de kans kreeg mijn onstoffelijke vorm te implementeren in een echte tijdreiziger, namelijk dr. Pacha, heb ik geen moment geaarzeld.

   Aan het eind van de 17e en begin van de 18e eeuw heb ik op verschillende plaatsen in West Europa rondgeneusd (met ‘ik’ bedoel ik natuurlijk mezelf maar het kan kan goed wezen dat ik in de ogen van anderen iemand anders leek, bv. de Witte Monnik).

   Rond 1700 ben ik naar Londen gegaan. Het stratenplan van het oude centrum kwam nog redelijk overeen met dat van de 21e eeuw al zouden de meeste huizen krachtens onze moderne voorschriften onmiddellijk onbewoonbaar worden verklaard. Met behulp van mijn digitale Michelin plattegrond kon ik me prima oriënteren. Nadat ik mijn referentiepunt bij Charing Cross nog eens goed inprentte liep ik langs de oever van een stinkende Thames naar Spitalfields, waar ik misschien een openbaar college filosofie zou geven voor de overwegend Franse Hugenoten die daar woonden. Het zou tijd worden dat die Camisards een hart onder de riem werd gestoken, al te lang werden ze als ketters weggezet en buitengesloten (deze gedachten waren niet zozeer van mij maar van mijn gastheer, de Witte Monnik).

   Het ging me natuurlijk niet om die onnozele profeten maar om de gereformeerde Fellow van de Royal Society in London, Nicolas Facio, die als secretaris van de sekte zijn geloofsgenoten meer aanzien had beloofd. Omdat het Cartesiaanse wonderkind daarmee zijn wetenschappelijke carrière op het spel zette voelde ik mij geroepen bij wijze van uitzondering in te grijpen in de historische loop der gebeurtenissen.

   Tevergeefs.

   Facio belandde op het schavot van Spitalfields, zijn relatie met Newton werd bespot, zijn lot werd genegeerd door de koning hoewel die bij hem in het krijt stond vanwege het afwenden van een aanslag en Facio’s corpusculaire verklaring van de zwaartekracht werd door de Academie van Wetenschappen in Parijs afgewezen en jaren later door anderen toegeëigend.

   Of mijn bemoeienis de geschiedenis heeft veranderd valt niet te achterhalen, wel is de naam van Nicolas Facio de Dullier gezuiverd. In de moderne tijd wordt hij gezien als een begaafd wiskundige (waren die niet altijd wat zonderling?) en geniale uitvinder. Mechanische horloges worden nog steeds aangeprezen op basis van het aantal (robijn)stenen, één van zijn uitvindingen. Maar tijdens zijn (lange) leven ondervond hij niet de waardering en financiële beloning die hij naar eigen mening verdiende.

   Ik was dan ook zeer benieuwd hoe tijdgenoten die hem hadden meegemaakt daar tegenaan keken. Uit mijn onderzoek bleek dat de meningen sterk uiteen liepen, wat volgens mij te maken had met persoonlijke adoratie dan wel grieven. Zakelijke informatie werd niet zelden opgeklopt door emoties. Maar één ding werd wel duidelijk: aan die gozer hing een luchtje en dat kwam niet door miskenning.

   Het is wel duidelijk dat Sarimanoks detectivebrein hier aan het woord is. Over het mysterie van die schizofrene figuur valt elders meer te lezen.

   Waar het mij om ging was de vraag waarom de alchemie werd verdrongen door de wetenschap. Wat was de doorslaggevende factor?

   Of is het allemaal niet waar?

   Is de alchemie nooit weggeweest?

   Is dit alles juist het gevolg van alchemie?

   Ik ben tenslotte onsterfelijk.

   En het digitale elixer is goud in vergelijking met het analoge lood.

   Of word ik eindelijk krankzinnig?

 

 

 

 

 

Zo'n organisch evolutionaire ontwikkeling werd al door Brian Aldiss in Aan het Einde der Eeuwen (Luitingh, 1969) gesuggereerd (zie ook: Hothouse. Faber & Faber, Londen, 1962). Niet onwaarschijnlijk dat Moontrap dat boek ooit gelezen heeft.