EEN ZINVOL LEVEN

De waarheid is ook maar een mening

  

 

Wat is de zin van het leven?* Volgens sommigen is dat het leven zelf, een naturalistische en nogal atheïstische opvatting. Voor de meeste mensen is het leven meer een soort voorportaal, een toestand op aarde waarmee je een toegangskaartje voor het hiernamaals kunt verwerven. Zin of onzin?

   Wanneer is een leven zinvol?* De grote meerderheid gelooft in die zinvolheid zolang je met voldoening terug kunt kijken (wat dementie extra pijnlijk maakt) en het niet te bont gemaakt hebt (wie bepaalt dat eigenlijk?).

   In naturalistische ogen is alle leven zinvol, er werd immers van uitgegaan dat de zin van het leven het leven zelf is. Van pasgeboren baby’s tot en met demente bejaarden, het gaat niet alleen om je eigen beleving maar ook om je maatschappelijke voetafdruk. Hoe dieper die is (ook in negatieve zin), hoe groter je nalatenschap (niet alleen materieel), hoe zinvoller je leven (is geweest).

 

De eerste organismen met een actief geheugen waren meercellige dieren, een half miljard jaar geleden. Via rudimentaire zintuigen en zenuwen werden waarnemingen naar knooppunten geleid, de voorlopers van hersenen, van waaruit het lichaam instructies kreeg. Als die instructies bij het zien van een grote vleeseter voorschreven om deze te negeren in plaats van op de vlucht te slaan, was het snel gedaan met dat dier en zijn soortgenoten. Ze verdwenen van de aardbodem. Immers, evolutie werkt alleen in het voordeel van instructies die bevorderlijk zijn voor het voortbestaan van het individu en de populatie waartoe het behoort. 

  In het zeldzame geval dat het diertje de dans echter wist te ontspringen, zou het die fout niet nogmaals maken als er een soort mentale afdruk was achtergebleven. Een herinnering aan het voorval en een kansrijkere reactie bij een nieuwe confrontatie met een hongerige carnivoor vormden de basis voor verdere ontwikkeling van het brein. Geheugenopslag bood meer overlevingskans!

   In een tijdsduur van honderden miljoenen jaren groeide dat brein uit tot het meest geniale product dat de evolutie heeft opgeleverd. Een kluwen van miljarden min of meer gelijkvormige zenuwcellen waarmee de eerste mensachtigen – die niet zoveel van ons verschilden – konden dromen, manipuleren en voorbij horizonten zagen. Als product van de organismale evolutie waren onze hersenen allereerst bedoeld om te overleven. Wat de latere hominiden  er nog meer mee konden doen was niet aan de orde.

   De eerste mensachtigen waren nogal kwetsbaar. Ze hadden geen beschermende vacht, geen verscheurende klauwen, ze konden zich niet erg snel voortbewegen, hadden een slecht ontwikkelde reukzin en de kinderen hadden extreem lange zorg nodig in vergelijking met andere dieren. Daar stond tegenover dat ze het hele jaar door nakomelingen konden verwekken en beschikten over empathische gevoelens en drang tot samenwerking. Bovendien waren ze uitgerust met enorme frontale hersenkwabben die hen in staat stelden tot organiseren, plannen en meer creativiteit bij het maken van werktuigen dan enig ander dier. Deze eigenschappen verschaften het geslacht Homo een zodanige overlevingsstrategie dat de generalist zich vanuit het vermoedelijke ontstaansgebied in Noord Afrika over de gehele aarde verspreidde.

 

Sommigen beleven zingeving door zelfontplooiing, anderen door een bijdrage te leveren aan de maatschappij. Het leven wordt zinvol gevonden als het voldoening geeft, door zelfbevrediging of door goedkeuring van anderen. Het gaat erom de juiste balans te vinden tussen geven en nemen, tussen ontferming en zelfzucht. Wij zijn het resultaat van alles wat geweest is, maar onze hoop op, ons verlangen en streven naar wat we zouden willen zijn, maakt ons leven zinvol. Daar is geen God voor nodig. Toch?

 

Ons brein is geen geïsoleerd orgaan. Zonder doorbloeding gaat het na een paar minuten stuk. Met het bloed wordt niet alleen voldoende zuurstof aangeleverd maar komen ook allerlei hormonen mee die elders in het lichaam zijn gemaakt. Deze stoffen, die veel lijken op de neurotransmitters die hersenactiviteit überhaupt mogelijk maken, beïnvloeden vooral de emoties, het gevoel, wat sommigen wel ‘het hart’ noemen (toevallig wel de bron van de bloedtoevoer). Zonder die hormonen lijkt het brein waarschijnlijk meer op een computer, een gevoelloze rekenmachine die weinig opheeft met empathie en medemenselijkheid. Of cryonauten daarmee voldoende rekening hebben gehouden staat nog te bezien. Het futuristisch uploaden van een menselijk brein moet echter wel rekening houden met een dergelijke ‘ontmenselijking’.

   Ons gevoelsleven wordt in hoge mate bepaald door afgescheiden hormonen uit de bijnieren, schild- en geslachtsklieren en door hun interactie met de hypofyse (zelf ook een hormoonklier). Mede onder invloed van die hormonen is ons brein niet alleen het orgaan dat de primitieve mens zo succesvol heeft helpen overleven en verspreiden, maar ook een bron van emergente eigenschappen die vaak tot verwarring leiden. Zoals hierboven al is aangeduid, was uitbreiding van de hersenen cruciaal voor het overleven van de gebrekkige hominiden vanwege o.m. het daarmee samenhangende strategisch inzicht en cognitief vermogen. Daarmee konden ze zich in betrekkelijk korte tijd over de hele wereld verspreiden en kreeg – in een fractie van de tijd die voor een dergelijk ingrijpende evolutionaire verandering staat – onze technologische samenleving gestalte. Aan de vooravond van de te verwachten bio-robotische verovering van de ruimte.

   Zoals bij meer evolutionaire innovatie is voorgekomen, vertoont ook het brein een aantal nevenresultaten (spin-offs) die voor het overleven nauwelijks van belang waren. We hadden heel goed zonder gekund. Maar onze hersenen maakten nu eenmaal deel uit van ons lichaam en kregen te maken met lichaamshormonen. Daarmee ontstond ons gevoelsleven. En ook de spin-offs.

   Allereerst is er het besef van zelfexistentie en van alles wat is (ontologie). Het toepassen van tweewaardige logica op alle kwaliteiten van het bestaan heeft enorme invloed gehad op de historische ontwikkeling van de mensheid. Op het gebied van tijd en ruimte (hier/daar, voor/-na) maar ook op uiterlijkheden (mooi/lelijk) en innerlijkheden (goed/slecht). Vooral dat laatste geeft voortdurend aanleiding tot bloedige conflicten (in overlevingsstrategische zin lijkt het contraproductief maar emotie-gestuurd gedrag wordt door evolutionisten graag als fitness-verhogend gezien* ).

   Onderscheid maken tussen goed en kwaad in de zin van nuttig en schadelijk maakt natuurlijk wel deel uit van de dierlijke overlevingsstrategie maar ons abstractievermogen heeft de begrippen verheven naar een transcendent niveau tot zelfstandig bestaande entiteiten in ons universum. Onder verwijzing naar goed en kwaad (goddelijke en duivelse attributen) maken mensen zichzelf en elkaar sinds mensenheugenis het leven zuur, om het euforisch te stellen. Het fitness-verhogend gehalte is puur semantisch: het Goede overwint per definitie!

   Schoonheid heeft tot minder bloedvergieten geleid (al suggereert Homerus’ Ilias iets anders) maar mooi en lelijk vormen aansprekende labels van goed en kwaad (het onbekende is angstaanjagend, lelijk en slecht). Toch is het door de tijden heen bij weinig mensen opgekomen dat voor de tegenpartij precies hetzelfde geldt. Objectieve schoonheid bestaat niet, maar geheel subjectief (kwestie van smaak) is het onderscheid tussen mooi en lelijk evenmin. Kants oxymorone beschrijving (gebruik makend van tegenstellingen) van een esthetisch oordeel dat zowel subjectief als algemeen is combineert de natuurlijke harmonie en verhoudingen met het geldende normatieve oordeel van een samenleving.* Het weerlegt de gedachte dat schoonheid een onafhankelijk fenomeen zou zijn.

 

Het leven heeft geen zin als God, Allah of JHVH wordt buitengesloten. Zonder onderwerping aan de Goddelijke Schepper geen moreel kompas en geen toegang tot het hiernamaals. Je bent voor eeuwig verloren dus het leven is even zinloos als de dood. Bovendien is het zonder moreel kompas onmogelijk de juiste weg te bewandelen.

   Met dergelijke uitspraken hebben monotheïstische godsdiensten eeuwenlang hun gelovige volgelingen aan zich gebonden. Iedereen wil weten waarom hij/zij bestaat en iedereen verlangt een zinvol leven dus niemand wil niet van de partij zijn als de Waarheid wordt verkondigd, niemand wil verdwijnen in een zinloos Niets.

   Goddeloze evolutionisten wordt verweten hun immorele levenswandel te laten lopen langs een pad van willekeur en toeval. Helaas beamen atheïsten zelf vaak vol overtuiging dat wij bestaan bij de gratie van het toeval en ons leven dus volkomen zinloos is. Daarmee ontkennen ze een evolutionair voortgangsproces waarvan onze soort deel uitmaakt*.

 

Zelfbewustzijn en het besef van Tijd en Zijn hebben vast bijgedragen aan de overlevingsstrategie van Homo sapiens, maar existentiële reflectie en logische redenatie hebben werelden geopend die in de alledaagse ervaring onzichtbaar zouden zijn gebleven. De logica ligt aan de basis van de wiskunde en ons gevoel voor symmetrie heeft ons ertoe aangezet elke wiskundige procedure te spiegelen. Door bijvoorbeeld de omkering van het repeterend vermenigvuldigen (macht verheffen) werd worteltrekken geïntroduceerd en daarmee een irrationeel getal als √2. Of dat getal werkelijk in het universum bestaat of resultaat is van de werking van onze hersenen valt niet te zeggen. Wel heeft het geleid tot vergaande speculaties over hoe wij, de wereld en het heelal in elkaar zitten en waar we vandaan komen. Dat laatste heeft natuurlijk weer te maken met ons besef van oorzaak en gevolg, en dat heeft weer geleid tot niet te beantwoorden vragen als ‘waar gaan we heen?’ en ‘wat is het gevolg van ons bestaan in het nu?’. De zoektocht naar de zin van het bestaan is dus eigenlijk het gevolg van een neuronaal nevenproduct waarvan het bestaan niet het gevolg is van natuurlijke selectie. In dat perspectief is ons spirituele vermogen volslagen toevallig. Maar dat wil niet zeggen dat het evolutieproces dat ook is.

   Emergente evolutie, dat wil zeggen de periodieke opeenstapeling van organisatiestructuren met toenemende complexiteit, is doelgericht, namelijk: toenemende complexiteit. Waarom dat zo is en of dat ook werkelijk zo is of door de werking van ons brein zo wordt voorgesteld, is (nog) even onduidelijk als bijvoorbeeld het bestaan van zwaartekracht en tijd. Wellicht wordt daarover ooit meer duidelijkheid verschaft, het is nog geen reden om dan maar aan het bestaan van God toe te schrijven. Er is eerder sprake van een soort interne doelgerichtheid, een streven dat in de natuur der dingen zelf zit ingebakken. De toenemende organisatiegraad is een kritische succesfactor (efficiëntiecriterium) waardoor de evolutie onvermijdelijk in de richting van grotere complexiteit wordt geduwd. Immer, complexere structuren zijn efficiënter (en daarmee doeltreffender) als gevolg van een toename van synergetische effecten.*

 

De vraag of iemands leven zinvol is (geweest) kan niet objectief worden beantwoord. Daarom is elk antwoord juist: ieder zijn mening. Wat de zin van het (ons) leven is valt daarentegen minder makkelijk te beantwoorden. Gaat het om de aardigheid, bedoeling, betekenis of het belang van het leven? De meeste mensen zullen een doel in het leven de hoogste prioriteit geven. Als ook atheïsten zich wat meer zouden verdiepen in de emergente evolutie zullen ze wellicht over het attribuut zin anders oordelen.

 

De fundamentele norm van elk nieuw (emergent) constructieniveau betreft het behoud en de verdere ontwikkeling van de eigen complexe structuur. Ook de mentale vermogens die het voortbestaan van de kwetsbare Homo sapiens mogelijk hebben gemaakt (inzicht, logisch oordeel, creativiteit) zijn erop gericht het constructieniveau waaruit ze voortvloeien (bewustzijn) in stand te houden (en daarmee zichzelf). Die gerichtheid betekent simpel gezegd dat je nadenkt over je eigen nadenken. De waardeschaal die dat oplevert balanceert tussen een positief (behoud en voortgang) en een negatief (destructie) oordeel.

   De emotie-gestuurde mentaliteit die het nadenken over je eigen nadenken genereert vertoont gelijksoortige polarisaties: goed en kwaad, mooi en lelijk, waar en vals. Het zijn normatieve waarden die van kleur kunnen veranderen (bij wijze van spreken) zonder dat daarmee het voortbestaan van het bewustzijn in gevaar komt. Ethische en esthetische waarden zijn cultureel bepaald. Wat voor de één goed en mooi is, kan voor de ander kwaadaardig en lelijk zijn. Goedheid en schoonheid bestaan uitsluitend als constructies van ons brein. Er is geen absolute schoonheid. Geen absolute goedheid.

   Met waarheid ligt het iets ingewikkelder. In constructieve zin wordt ook de waarheid cultureel bepaald (Wittgenstein). In fenomenologische zin, evenwel, heeft de waarheid betrekking op het Zijn (Heidegger) en bestaat dus ook buiten ons bewustzijn. Van wat is kun je moeilijk beweren dat het niet is. Daarbij moet wel rekening worden gehouden dat dit alleen geldt voor het hominide brein dat via het evolutionaire proces op onze planeet is ontstaan. Of elders in het universum eventuele organismale ontwikkelingen tot dezelfde neuronale wetmatigheden leiden (of geleid hebben), staat nog te bezien.

   Datzelfde geldt voor technologische ontwerpen van Kunstmatige Intelligentie. Wel is zeker dat elke vorm van kunstmatige en buitenaardse intelligentie moet beschikken over geheugenopslag voor informatie. Ongeacht of er sprake is van empirische (via sensoren of zintuigen) input, dan wel van zichzelf genererende processen in het brein, het geheugen is essentieel. Een niet goed functionerend geheugen is van invloed op alle andere hersenfuncties. In het Emergente Universum worden verschillende psychische afwijkingen genoemd (hyperthymesia, dissociatieve identiteitsstoornis) die gerelateerd zijn aan output-aberraties van de geheugenopslag, waarschijnlijk onder invloed van een afwijkende neuronale hormoonspiegel. Om het universele verlangen naar zingeving hier ook aan toe te schrijven, gaat te ver. Wel is elke gedachte onbestaanbaar zonder een minimaal (werk)geheugen, dus ook de gedachte aan een zinvol leven.

 

Zingeving wordt ontleend aan een gevoel, een beleving van het zelf dat het deel uitmaakt van iets dat reikt voorbij de waarnemingshorizon. De zin (van het leven) lijkt even ongrijpbaar als het zelf. Sommigen beleven dit als een transcendentie en het bewijs voor het bestaan van God. Anderen zien erin een soort inherent verlangen tot behoud van het eigen bewustzijn (analoog aan het verlangen van alle levende wezens om te overleven). Universeel lijkt vooralsnog de noodzakelijkheid van het verlangen. Over de zin zelf zal men het nooit eens worden maar zonder verlangen naar zin is het leven pas echt zinloos. En natuurlijk de noodzaak van geheugenopslag. Zonder geheugen is er niets. Wat herinner jij je van wat je hier gelezen hebt? 

 


Aanbevolen Nederlandstalige literatuur:

Peter Aelbrecht. Homo energeticus. Manteau, 2019

Diederik Aerts, e.a. Cirkelen om de wereld. Pelckmans, 1994

Hubert van Belle, e.a. Nieuwheid denken. Acco, 2008

Eric Fliers. Hormonen? Hoofdzaken! Amsterdam University Press, 2011

Viktor Frankl. De zin van het bestaan. Donker BV, 2011

Martin Heidegger. Over het wezen van de grond / Over het wezen van de waarheid (1928). Damon, 2001

José Ortega y Gasset. De opstand van de massamens (1930) Lemniscaat, 2016

Jacob Klapwijk. Heeft de evolutie een doel? Kok, Kampen, 2009

Mark Nelissen. De club van ik. Lannoo, 2013

Ludwig Wittgenstein. Tractatus logico-philosophicus (1921). Atheneaeum – Polak & van Gennip, 1998

Over de zin van het leven zijn meer dan honderd boeken in het Nederlands verschenen. Probeer eens de grote verlichtingsfilosoof Immanuel Kants De zin van het leven, Prometheus.

Ook over ‘Zinvol leven’ is veel geschreven. Een aanrader is David Brooks’ De tweede berg, 2020.

Cryonauten zijn mensen die zich na hun dood hebben laten invriezen in de hoop om ooit weer ontdooid te wor-den en als vanouds verder te leven. Een mooie roman over de hechte band tussen lichaam en geest (brein) is Jeanette Wintersons Frankusstein, Atlas Contact, 2019.
Zie bijvoorbeeld Mark Nelissens De brein machine, Lannoo, 2017
Immanuel Kant. Kritiek van het oordeelsvermogen. Boom, Amsterdam, 2009 (uit het Duits, 1793).
Hiermee wordt een ontwikkelingsproces bedoeld met een kosmische oorsprong en een voortzetting op onze planeet in de vorm van leven waarbij – op een veel langere tijdschaal dan Darwins natuurlijke selectie – via transities een toename van complexiteit heeft plaatsgevonden. Elke transitie resulteert in een ‘hoger’, emergent, niveau. Homo sapiens past in de organismale evolutie als schakel tussen het dierlijk leven en de robotica/kunst-matige intelligentie, tussen het leven op aarde en de kolonisatie van het buitenaardse. Tenzij de menselijke ontwikkeling stagneert. Dan was alles voor niets en ons leven inderdaad zinloos.

Zie voor een uitgebreide toelichting over emergentie en emergente evolutie: <https://www.vub.be/CLEA/dissemination/groups-archive/vzw_worldviews/publications/vanbelle-bitterzoet.pdf