Het begon allemaal met het levenseinde van
wie bij leven al vertrouwd was met
de dood,
die onontkoombare bron
en zin van het bestaan
SARIMANOKS EMERGENTE DETECTIVE BUREAU
Laat ik mij eerst even voorstellen: Sarimanok. Een ongebruikelijke naam, inderdaad. Mijn Filipijnse ouders hebben mij vernoemd naar de legendarische engel die continenten verbindt. Nogal pretentieus, nietwaar? Toch is het mij de facto om het even welk geloof of ras mijn opdrachtgevers hebben. Zolang hun opdracht mij maar bevalt. De meesten die contact zoeken hebben trouwens helemaal geen opdracht. Als ik vraag wat ze van mij willen, komen ze met iets lulligs en zodra ze maar een zweem van ergernis bespeuren is de boot aan. Ik weet zeker dat ze op mijn ondergang uit zijn en ik snap niet hoe je die lui te woord moet staan. Ik heb dat nooit gekund. In dat opzicht ben ik compleet mislukt. Hoe anderen in staat zijn de schone schijn op te houden is mij een raadsel. Zelf beweren ze dat ze niet weten waarover ik het heb, maar volgens mij steekt er wat achter. Ze beschouwen mij als een slecht mens, ik heb geen empathie. Mijn relaties lopen altijd stuk op mijn egocentrische karakter. Alleen mensen die heel zeker van zichzelf zijn kunnen het goed met mij vinden. Voor het overige zijn mijn contacten oppervlakkig. Toen ik jonger was wist ik dat niet van mijzelf. Waarom anderen mij niet moeten kon ik toen al niet begrijpen. Als men zei dat het aan mij lag vond ik dat belachelijk. Ik heb wel relaties gehad maar zelden langer dan een dag. Ik wilde wel, maar het werd nooit wat. Waarschijnlijk dacht ik alleen maar aan mijzelf. Eenmaal volwassen heb ik nog een poging gewaagd om een gezin te stichten. Het zal je niet verbazen dat mijn huwelijk is gestrand. Van kinderen is geen sprake. Voor zover ik weet.
Eigenlijk ben ik zelf altijd een kind gebleven. Onvolwassen. Niet in staat om mij voldoende in te leven in de wereld van mijn leeftijdgenoten. Mijn kring van intimi raakte uitgedund tot een paar bejaarden. Die trokken het zich kennelijk niet aan dat ik alleen maar oog had voor mijn eigen besognes. Maar nu ook zij uit mijn leven verdwenen zijn – dood of opgenomen – kan ik mij, nog meer dan ooit tevoren, volledig overgeven aan mijn vreugdevolle eenzaamheid. Ik hou niet zo van mensen. Ik ben het liefst alleen. Alleen dán kan ik de dingen doen die ik graag doe zonder dat anderen mij voor de voeten lopen of last van mij hebben. Dan kan ik zelf bepalen waarmee ik mij al of niet bemoei.
Toen ik nog bij BZ werkte – een andere tijd, een andere wereld – was dat wel anders. Ik had eenvoudig te doen wat mijn superieuren mij opdroegen. En, als ik eerlijk ben, daar had ik niet eens veel moeite mee. Ik vertrouwde blindelings op hun morele oordeel en mijn motieven waren overwegend zakelijk (ik trapte toen nog in die zogenaamde eerzaamheid van het gezag). Totdat ik door iemand – haar naam is mij ontschoten – op pijnlijke wijze werd herinnerd aan de onopzettelijke gevolgen van mijn werkzaam-heden. Het had geloof ik iets te maken met de Club van Rome en de Belangen van een grote Bank en ik hield er in elk geval een dikke lip aan over. Dat heeft mij toen wel aan het denken gezet, al heeft het nog wel even geduurd voor ik mijn inkomen in de waagschaal heb durven leggen.
Het was eindelijk tot mij doorgedrongen dat ik voor een karretje was gespannen dat ik helemaal niet wilde trekken en mijn directe chef – een heel geschikte peer, maar niet zo snugger – meende te besef-fen waar de schoen wrong. Hij dacht dat mijn gewetensnood voortkwam uit maatschappelijke onrecht-vaardigheid. De schat. Hij heeft mij toen gespaard voor wat in zijn ogen het meest laakbare was. Maar waar het mij om ging was niet zo zeer dat mijn deskundigheid werd misbruikt, maar dat mijn expertise niet leidde tot mijn zelfverwerkelijking.
Voor één klus ben ik hem echter nog steeds dankbaar: het dwingende verzoek om een goed gelijkend substituut te vinden van ene professor Veltman.= Waarvoor men deze dubbelganger nodig had werd mij niet verteld en dat kon mij toen ook niet veel schelen. Ik was jong en onbezonnen en niet luttel trots dat ik een Gelderse varkensboer bereid vond om in Veltmans plaats naar Stockholm te gaan om de Nobel-prijs in ontvangst te nemen.
Dat opsporingswerk vond ik zo leuk dat ik het ben blijven doen. Ook naast mijn bezigheden bij BZ. En ook toen ik er niet meer werkte. Niet alleen voor het geld – zoveel valt er niet mee te verdienen – ik doe het uit pure nieuwsgierigheid. En niet omdat het moet maar omdat het kan. Wie doet er niet graag waar hij goed in is?
Begrijp me niet verkeerd. Mijn werk heeft, voor zover ik weet, nooit iets van doen gehad met criminele organisaties en ik heb mij nimmer ingelaten met informanten, binnen welk circuit dan ook. Veeleer ben ik zélf informant, en opsporingsambtenaar tegelijk. Al ben ik nu ambtenaar af.
Dat gevoel van onbehagen, over het klakkeloos uitvoeren van opdrachten, nam mondjesmaat toe, na die dikke lip. Vooral nadat ik die professor beter leerde kennen – Tini Veltman was zo’n bejaarde die mijn centripetale psyche voor lief nam – ben ik mij gaan afvragen hoe de wereld werkelijk in elkaar zit. Ze kunnen je van alles wijsmaken maar wat is werkelijk waar? Dat Tini niet naar Stockholm wilde uit ran-cune over de eerdere miskenning van zijn ideeën waarvoor hij nu gelauwerd werd? Of was er sprake van een oncollegiaal complot? De Nederlandse overheid zat in elk geval met de handen in het haar.
Dat het heelal steeds groter wordt en de sterren steeds kleiner, daar had ik wel eens van gehoord. Maar dat de uitdijing sneller gaat dan het licht en dat een ster implodeert tot een zwart gat, waar geen licht meer uit ontsnappen kan, dat heb ik altijd tamelijk duister gevonden (donkere materie?). Ook Tini was daar nogal sceptisch over. Hoe weet je dat iets bestaat als je het nergens mee kunt waarnemen? Supersnaren? Hocus pocus! Wetenschap die je niet kunt testen is net religie.
Wacht even, er zit iemand op mijn systeem. Even uitzetten. Ik ben allergisch voor luistervinken, alleen het idee al.
*
De handigste manipulator bepaalt uiteindelijk de overwinning en dus ben ik zelf aan het stuur gaan zitten. Niet zozeer uit schuldbesef dat ik soms de levensloop van argeloze burgers naar mijn hand zette maar omdat ik doorkreeg dat er iets opzienbarends aan de hand was.
Iets dat niemand nog ontdekt had.
In mijn tijd bij BZ was het mij opgevallen dat mensen niet alleen uiterlijke kenmerken delen maar ook gedragsovereenkomsten vertonen. Natuurlijk, dat is geen nieuws. Maar het wordt bijzonder als je merkt dat het soms griezelig ver gaat. Alsof die mensen op de een of andere manier met elkaar verstrengeld zijn. Iemand in een dorpje op het platteland van Nieuw-Zuid-Wales, Australië, kan exact dezelfde hande-lingen verrichten als een boertje op de Veluwe. En op hetzelfde moment!
Met die opzienbarende ontdekking ben ik naar Tini gestapt, die mij toevertrouwde dat zulke ver-schijnselen in de kwantumfysica doodnormaal zijn. Zoals lichtdeeltjes die tegen de stroom in terug naar de bron bewegen of materiedeeltjes die zich onafhankelijk van elkaar op exact dezelfde wijze gedra-gen. Al zijn ze nog zo ver van elkaar verwijderd. Menselijke individuen gedragen zich kennelijk net zo spookachtig als fundamentele natuurkundige objecten. Humanoïde kwantumverstrengeling. Die gedach-te heeft mij nooit meer losgelaten.
Natuurlijk heb ik het er met mijn collega’s en chef over gehad. Ik herinner mij een werkbespreking waarin ik verslag moest doen van een opdracht en toen heb ik tevens wat ik ben gaan noemen ‘het menselijke kwantumgedrag’ ter sprake heb gebracht. Dat heeft mijn toch al gebrekkige aanzien in de groep geen goed gedaan. De afdelingschef nam mijn informatie nog wel mee naar de top van het depar-tement, later heeft hij mij op het hart gedrukt om er in een schriftelijk rapport toch maar geen melding van te maken.
Als BZ geen ambtelijke bureaucratie was geweest maar onder aanvoering had gestaan van een resul-taatgerichte topmanager in plaats van een kapsoneslijder uit de conservatieve centralistenkliek, dan had mijn vondst spontaan een autonome unit opgeleverd waarvan het hele departement had kunnen profiteren. Ik voelde me wel een beetje verwant met Konrad Zuse, die, nadat zijn uitvinding van de digi-tale rekenmachine in de jaren 40 van de vorige eeuw door de regering als te onbeduidend werd afge-serveerd, toen maar voor zichzelf was begonnen. Die stap naar autonomie sprak mij bijzonder aan. Al was hij natuurlijk wel een politieke onbenul. Als de Nazi’s hem serieuzer hadden genomen zou de oor-log wellicht heel anders zijn verlopen. Zelfzuchtige beslissingen hebben soms verstrekkende gevolgen.=
Aan mijn loyaliteit heeft het niet gelegen. Misschien was het naïef van mij om te denken dat ook maar iemand zou geloven dat menselijk kwantumgedrag, als dat al werkelijk bestaat, een rol zou kunnen spelen bij ons werk. Ik heb me er niet meer over uitgelaten. Maar inwendig is het blijven smeulen. Kon het zo zijn dat manipulatie van iemands gedrag van invloed was op het gedrag van zijn verstrengelde evenknie elders in de wereld? Of, sterker nog, niet door doelbewuste manipulatie maar door toevallige omstandigheden? En kon dat zelfs de oorzaak zijn dat iemand schizofrene trekjes ging vertonen? Ten-slotte is iedereen wel een beetje schizofreen. In meer of mindere mate. Hoe verweven was de wereld-ziel? Of was het allemaal onzin, niet aantoonbaar en dus onwaar, in elk geval onhandelbaar?
Schommelend tussen een heimelijk vermoeden en realistisch ongeloof sleet ik mijn dagen bij BZ. Ik deed mijn werk zoals altijd maar repte niet meer over mijn ‘wilde fantasieën’. Die koesterde ik ergens in een achterkamertje van mijn brein. Gelukkig had ik de deur nooit helemaal gesloten want op zeker moment gebeurde er iets waarop die rare ideeën van mij weer volop in de schijnwerpers kwamen.
In Bridgetown, Barbados, had men een jonge vrouw aangetroffen, in verwaarloosde staat en zonder identiteitspapieren, die geen flauw benul leek te hebben wie ze was. De autoriteiten vermoedden een soort geheugenverlies en omdat ze naast Engels vooral Nederlands sprak had men contact gezocht met de Nederlandse ambassade. Via de afdeling consulaire zaken kregen wij het verzoek om te proberen haar identiteit te achterhalen. Ik kreeg de onschuldige klus om uit te zoeken wie die vrouw was.
Het was al gelijk raak toen ik haar foto’s scande: die wezen rechtstreeks naar een dossier in ons systeem. Alleen was het niet van de vermiste vrouw maar van een Hollandse politiefunctionaris. Die helemaal niet werd vermist maar gewoon thuis zat (bij wijze van spreken). En exact voldeed aan de uiterlijke kenmerken van het opgestuurde portret.
Ze leken als twee druppels water. Leuk koppie. Spottend lachje. Volle lippen, trotse mond. Deed me denken ...
Je begrijpt mijn opwinding. Al moest ik daar natuurlijk niets van laten merken. Ik heb onmiddellijk geprobeerd die politiefunctionaris te bereiken, maar dat viel tegen. Ze werd weliswaar niet vermist maar ze was evenmin bereikbaar. Ze was gedetacheerd bij een soort privékliniek waar ze absoluut niet gestoord mocht worden. Het bleek dat ze psycholoog was en betrokken bij een zaak die er hier verder niet toe doet. Men zou haar vragen contact op te nemen zodra haar werk daar klaar was. Alles wat ik doen kon was geduldig zijn.
Wil je trouwens een kopje almathee? Ik neem er zelf ook nog een. Sorry, ik moet even naar de WC.
*
Zo, daar ben ik weer. Ik bedacht zojuist trouwens dat koudwaterkranen altijd rechts gemonteerd zijn. Je zou haast gaan denken dat koudwatervrees iets politieks is. De weldadige warmte van links? Zolang je je vingers maar niet brandt. Progressief rechts is waarschijnlijk een contradictio in terminis. Tegelij-kertijd veranderingsgezind en conservatief, glashelder en manipulatief. Verdorie, dat lijkt op een vlieg in de pisbak!
Er is nog iets anders dat me van het hart moet.
Tijdens de laatste maanden dat ik bij BZ werkte, had ik gelegenheid om de inkomende stukken te bekijken. Regelmatig trof ik daartussen een map aan met de intrigerende informatie over een geheim-zinnige organisatie die El Instituto werd genoemd. De hiërarchische structuur ervan is me ontgaan, het leek meer op een wereldwijd netwerk zonder commerciële activiteiten zoals dat bij de sociale media gebruikelijk is. Ik kon niets vinden dat op een centrale directie wees en over de oprichting tast ik nog in het duister. Maar één naam is mij bijgebleven, omdat die in de stukken regelmatig terugkeert: Hazepad. Dat schijnt iemand te zijn die zich als een spin in dat netwerk beweegt. Althans, dat werd in de stukken van BZ gesuggereerd. Maar ze konden hem niet meer traceren, zeiden ze. Dat intrigeerde me en ik heb al mijn spyware ingezet om hem op te sporen. Vreemd genoeg dook zijn naam op in de bestanden van BZ waar ze bezoekers en tijdelijke gasten registreren. Maar dat was iemand anders geweest, zo werd me verzekerd, die een valse naam had opgegeven. Raar hè. Ik heb toen nog wel ontdekt dat een zekere Bolt zichzelf soms Hazepad noemde - Joost mag weten waarom - en daar heb ik mij toen maar bij neergelegd. Ik heb nog wel verder gezocht maar die naam kwam ik alleen nog in het spreekwoor-denboek tegen. Of als de naam van een dorpsstraat.
Nu ik mijn handen vrij heb, kan ik mij wat meer veroorloven, hoef ik mij niet meer te storen aan die onzinnige privacywetten. Alsof iemand nog onzichtbaar zou kunnen zijn in deze super-controleerbare e-maatschappij.@ Op de sociale media sterft het van de onnozele halzen, idealen najagend die al een halve eeuw over de datum zijn. Met wat handigheidjes heb ik juist hún platform kunnen gebruiken om iets te weten te komen over wie Erik Hazepad is. Een schimmige figuur, zoveel is zeker. Hij heeft ooit een uitnodiging gekregen om in de Abdij van het Belgische Grimbergen te komen praten over het ontstaan van religie. Het lijkt wel of die lezing niet is doorgegaan want ik kan er verder niets over vinden. Alleen dat die Hazepad iets schijnt te weten over de werking van onze hersens.
Met El Instituto heb ik nog meer moeite. Het heeft iets ongrijpbaars, zo’n organisatie zonder herken-bare machtsstructuur. Alsof er een wereldwijd complot bestaat dat geen enkel doel nastreeft. Iemand moet toch aan de touwtjes trekken? De enige die mij misschien verder zou kunnen helpen is die Haze-pad. Maar al weet ik wie hij is, ik krijg hem niet te pakken.
Volgens mijn gegevens zou hij verbonden zijn aan de Universiteit van Leiden. Maar daar hebben ze nooit van hem gehoord. Bij mijn digitale speurtocht naar El Instituto ben ik wel een andere naam tegen-gekomen die ik heb kunnen traceren: René Baars, oudheidkundige en pleitbezorger van paddogebruik. In de sociale media duikt zijn naam geregeld op. Het zou mij niets verbazen als El Instituto iets te ma-ken heeft met een of ander digitaal genotmiddel, zo’n trucje om je verslingerd te maken aan netwerken.
Ah, wil je nog een kopje? Lekker, hè. Zelf getrokken Almatea.
Ik moet er trouwens vandoor. Afspraak met een gast die absoluut niet digitaal wil. Slim, want als je echt wat hebt te melden kun je beter onder de radar blijven.
Maak je geen zorgen, ik blijf niet lang weg. Je kunt wel even gaan liggen, er is genoeg tea. Als je wat wil lezen, daar ligt genoeg. In die blauwe map zitten wetenschappelijke artikelen, voor als je je buik vol hebt van verzinsels en ontvluchting.